Kankerpatiënten die een complementaire behandeling volgen, hebben een dubbel zo grote kans op sterfte dan andere kankerpatiënten. Dat komt omdat CAM-patiënten weigerachtiger staan tegenover conventionele behandelingen, zeggen onderzoekers van de Yale School of Medicine, Connecticut op basis van gegevens van een omvangrijke Amerikaanse databank. 'Het lijkt erop dat [complementaire therapieën] verkocht of begrepen worden als effectieve kankerbehandelingen', deelt co-auteur Skyler Johnson mee in een begeleidend persbericht.
De onderzoekers maakten gebruik van de National Cancer Database, met name gegevens van patiënten die tussen 2004 en 2013 een kankerdiagnose kregen. Patiënten met metastase en/of vergevorderde ziekte werden uitgesloten. Een CAM-patiënt werd gedefinieerd als iemand die 'ander/onbewezen - kankerbehandeling(en) verleend door niet-medisch personeel' onderging. In het totaal hielden de onderzoekers 258 CAM-patiënten over, die ze vergeleken met 1032 controlepatiënten met gelijkaardig medisch profiel.
Zeven procent van de CAM-groep versus 0,1 % van de controlegroep weigerde chirugie, 34 % van de CAM-groep versus 3 % van de controlegroep weigerde chemo, en 53 % van de CAM-groep versus 2 % van de controlegroep weigerde bestraling. De vijfjaarsoverleving bedroeg 82 % in de CAM-groep versus 86 % in de controlegroep. CAM-patiënten hadden 2,08 keer meer kans om te komen overlijden. CAM-patiënten die wel alle voorgeschreven conventionele behandelingen volgden, hadden géén significant hoger risico op overlijden.
Gegevens over gebruik van CAM bij kankerpatiënten zijn erg gebrekkig, omdat patiënten vaak niet willen bekennen dat ze voor CAM kiezen. Bijvoorbeeld was er niets bekend over het type van complementaire behandeling(en) die de 258 CAM-patiënten volgden. Naar schatting 48–88 % van kankerpatiënten in de VS melden dat ze CAM gebruiken. De onderzoekers vrezen dat Amerikaanse CAM-patiënten door hun therapeut verkeerd geïnformeerd worden over doeltreffendheid van conventionele therapieën.
