In 2021 stelde het multiculturele committee van de American Art Therapy Association een nieuwe voorzitter aan (Eng. chair position), Zachary D. Van Den Berg, wat hij zelf als ongemakkelijk aanvoelde. Het committee was opgericht door kunsttherapeuten van kleur, die voor culturele toerekenbaarheid staan. Alleen, nu zit er een ‘witte gepriviligeerde man’ aan het hoofd, zo beschreef Van Den Berg zichzelf, ‘dus hoe moet ik die positie gaan invullen?’ Hij ging de dialoog aan met Deanna Barton en hoe konden ze als kunsttherapeuten de dialoog beter aanvatten dan met een creatie? Het gesprek werd een uitnodiging voor kunsttherapeuten om nederig te gaan zitten in naam van sociale verandering.
Deanna Barton is een zwarte vrouw, heeft voorouders die slaven waren en heeft inheem bloed. Ze is geboren en getogen in het Zuiden van de VS. Voor haar werk zit ze samen met committees en bestuursraden, met cliënten in haar praktijk en met graduaatsstudenten. Ze zit rechtop, in een ‘geleerde’ houding en ze is bewust van de zitplaatsen die ze inneemt, alsof die nooit voor haar gemaakt zijn. De instituten die haar gevormd hebben, waren hoofdzakelijk wit en haar ouders hebben haar geleerd hoe ze comfortabel moest lijken in witte stoelen. Ze leerde dus ongemakkelijkheid te verdragen.
Haar stoel ziet er dan ook oncomfortabel uit. ‘Ik deins ervoor terug een ontspannen houding aan te nemen omdat dat de mogelijkheid voor anderen om voor mij open te zijn, zou beperken. Waarom zou ik achteruit leunen?’ Ze wilt zich veilig genoeg voelen om haar tijd, energie, ideeën en talenten openlijk te delen. Haar stoel heeft geen armleuningen: ‘Zo voel ik me verplicht om met mijn stem mijn grenzen te communiceren. Ze wilt openstaan om zichzelf te herpositioneren voor verbinding met anderen.’
De stoel is opgebouwd op een glazen bokaal, waarin voorwerpen zichtbaar zitten die haar culturele identiteit bevestigen: katoenzaad, baksteen, een lied, naald en draad, en andere.
Een andere (getekende) stoel zien we bij Van Den Berg. Als witte man is hij gepriviligeerd, maar hij is ook queer en Joods. Hij vindt meestal comfort in een hoekje en probeert zich daar zo klein mogelijk te maken. Hij heeft geoefend om een grotere aanwezigheid te vormen en meer bewegingsruimte voor zich op te eisen. De poten van de stoelen zijn gemaakt van zilver dat tijdens de holocaust van zijn voorouders geconfisceerd werd. Andere onderdelen van de stoel zijn gemaakt van dagdagelijkse voorwerpen, waarmee hij een plek voor rust schept met datgeen dat voor handen is.
Het narratief rond leving van zijn familie geeft hem kracht, maar zijn queerness destabiliseert die band continu. Tegelijk vindt hij die een bron van hoop in tijden van crisis. Het zitkussentjes heeft zwaar afgezien, er ligt een boek opengestald en uit de armleuningen verschijnen olijftakken die naar buiten uitreiken, als teken van gastvrijheid.
De idee van de creatie van een humble chair kwam van theorieën rond culturele nederigheid. Nederigheid bestaat erin om steeds zelfkritisch te zijn, om je eigen aannames aan een continu onderzoek te onderwerpen. Kernwoorden van culturele nederigheid zijn openheid, respect, nieuwsgierigheid en toerekenbaarheid. We moeten ons nederig opstellen om samen productief te zijn, vooral wanneer er verschillen tussen ons zijn. Respect is de onzichtbare draad in deze dialoog. Het kunstwerk van de stoel dwong nieuwsgierigheid af, de wens om elkaars wereldbeeld te leren kennen.